slechte werkhouding op school

Een slechte werkhouding op school, en wil je weten hoe dat komt? 

Een slechte werkhouding op school, en wil je weten hoe dat komt? 

De voorjaarsvakantie zit erop en op de meeste scholen worden deze weken voortgangsgesprekken gevoerd met ouders en leerlingen. Het komt voor dat kinderen op school niet lekker in hun vel zitten. En als kinderen niet lekker in hun vel zitten, dan hoor je dat als ouder vaak terug van de leerkracht. Die maakt zich zorgen om de werkhouding van je kind, of zelfs om de leerresultaten. Hoe zou het zijn als je zou weten waar die slechte werkhouding vandaan komt? Zodat je het kunt oplossen? Mooi toch! 

Problemen met slechte werkhouding op school

Problemen waar leerkrachten van jouw kind mee bij jou kunnen aankloppen: 

  • Weinig actieve leerhouding
    Kinderen die zó geen vertrouwen hebben in hun eigen kunnen. Waardoor ze faalangst ontwikkelen en elke schooltaak een hoge onbeklimbare berg lijkt. De leerkracht merkt op dat je kind niet zelfstandig aan de slag gaat of weinig effectieve leerstrategieën inzet.
  • Ongemotiveerd
    Kinderen die erg weinig interesse lijken te hebben in school. En die je op geen enkele manier gemotiveerd krijgt om hun werk te doen. De leerkracht merkt op dat je kind moeilijk tot werken komt, ongemotiveerd is of zelfs weigert om instructies op te volgen.
  • School is saai en stom
    Kinderen die zich vervelen in de klas omdat ze te snel en te slim zijn (of zelfs hoogbegaafd) voor de stof. De leerkracht merkt op dat je kind heel pienter lijkt maar een slechte werkhouding heeft. Slordig of te snel werkt en daardoor slechte resultaten heeft, terwijl ‘het er wel in zit’. 
  • Er zijn zoveel prikkels
    Kinderen die erg behoedzaam zijn (wellicht hooggevoelig) waardoor ze geen vragen durven te stellen terwijl ze die zeker wel hebben. En dan zijn er ook nog de kinderen die door al die prikkels zo gemakkelijk afgeleid raken dat ze niet tot zelfstandig werken komen in de klas, en dagelijks op de gang zitten te werken omdat het anders écht niet lukt.
  • Kinderen die moeite hebben om de instructies op te volgen
    Kinderen die om de een of andere reden ongehoorzaam zijn. Met praten, zingen, dansen door de klas of andere fratsen verstoren ze je lessen. Ze vinden het lastig om de grenzen te respecteren van de leerkracht en klasgenootjes. Grote kans dat de leerkracht vermoed dat je kind op deze momenten bezig is met het vermijden van werk. 

Waar komt die slechte werkhouding op school vandaan?

De kans is groot dat jouw kind zijn slechte werkhouding alles te maken heeft met nog niet ontwikkelde executieve functies. Dat klinkt ingewikkeld maar ik vertel je graag hoe het werkt.

Executieve functies zijn al die regelfuncties van de hersenen die nodig zijn voor doelgericht en aangepast gedrag. Executieve functies kunnen worden gezien als de ‘dirigent’ van de cognitieve vaardigheden zoals geheugen, taal en concentratie die we gebruiken om informatie en kennis te verwerken. Ze helpen je bijvoorbeeld een dagplanning te maken en te volgen, of een boekbespreking voor school te maken. Maar er zijn ook executieve functies die je nodig hebt om handig met sociale situaties of met stress om te gaan.

10 Typen executieve functies

De executieve functies kunnen in 10 typen worden onderverdeeld. Ik laat je hieronder met ze kennismaken. Grote kans dat je tijdens het lezen al direct opvalt welke executieve functies bij jouw kind meer of minder ontwikkeld zijn:

  1. Planning en organisatie: 
    Wat ga ik doen, wanneer en hoe doe ik dat?
  2. Taakinitiatie: 
    Het vlot kunnen beginnen aan een taak of opdracht.
  3. Aandachtsfunctie: 
    Aandacht richten, wisselen, volhouden. Zeg maar: je hoofd bij de les houden.
  4. Werkgeheugen: 
    Informatie selecteren, tijdelijk vasthouden en ermee ‘werken.’ Verbinden met kennis uit het langetermijn geheugen.
  5. Inhibitie: 
    De mate waarin je gedrag kunt uitstellen, afremmen of stoppen. Dat heeft alles met impulsbeheersing te maken.
  6. Emotieregulatie: 
    Het kunnen omgaan met je emoties, ze kunnen uiten en de uiting binnen sociaal geaccepteerde grenzen te houden.
  7. Timemanagement: 
    Het kunnen inschatten van benodigde tijd voor een taak. Ook besef van tijd hoort hierbij.
  8. Cognitieve flexibiliteit: 
    Kunnen schakelen tussen situaties, kunnen omgaan met stress – slim blijven nadenken – of oplossingsrichtingen.
  9. Doelgericht doorzettingsvermogen: 
    De vaardigheid om een doel te stellen en vol te houden om dat doel te bereiken.
  10. Metacognitie: 
    Denken over wat je doet, kijken of dat goed gaat, je gedrag bijstellen als dat nodig is.

Motivatie is de sleutel

Motivatie is dé drijfveer die nodig is voor het aansturen van de executieve functies. Wat ik als kindertherapeut vaak zie bij kinderen met een slechte werkhouding op school, is dat ze lastig te motiveren zijn voor dingen die ze niet uit zichzelf leuk vinden. En dus stuurt op die momenten het brein ook de executieve functies lastig aan. Heel logisch dus dat de leerkracht een leerling ziet die weinig actief, ongemotiveerd of afgeleid is. Het goede nieuws: ook de motivatie van jouw kind heeft een sleutel en die kan jij vinden.

Van externe executieve functies naar zelfmanagement

Waarschijnlijk herken je als ouder wel, dat JIJ in een aanzienlijk deel van de kindertijd de executieve functies voor je kind bent (geweest). Dat is heel normaal, want deze hersenprocessen die zo essentieel zijn voor zelfsturing hangen samen met hersenontwikkeling; ze moeten groeien. En tegelijkertijd wil ook jij uiteindelijk een kind dat de benodigde vaardigheden heeft voor zelfsturing, ja toch?

Wil je meer weten over welke executieve functies zich wanneer ontwikkelen? Bekijk dan eens deze factsheet over de ontwikkeling van de executieve functies per leeftijdsfase.

5 Superpraktische tips om executieve functies te ontwikkelen; maak een einde aan de slechte werkhouding op school

Ook als je de slechte werkhouding die de leerkracht op school signaleert niet herkent uit de thuissituatie, is het handig om als ouder in actie te komen. Juist jij kunt hierin ondersteunen. Dag in dag uit zijn er namelijk momenten waarop het dagelijks leven ons uitdaagt om dingen gedaan te krijgen. Hieronder krijg je 5 superpraktische tips om in de thuissituatie te werken aan die slechte werkhouding:

1. Zet de verbinding voorop

Een positieve band met ouders is cruciaal, om te voorkomen dat je kind volledig gedemotiveerd raakt. Daarbij hoort begrip voor de nog in ontwikkeling zijnde executieve functies en hoe lastig het voor hem is om zich te concentreren en aan te passen, en volop positieve aandacht voor wanneer hij doelgericht en goed bezig is. Zet daarom de verbinding met je kind voorop. Benadruk de positieve eigenschappen van je kind en vertel hem ook hoe hij daar handig gebruik van kan maken in zijn leven. En wees gul en direct in het geven beloningen in de vorm van aandacht, complimenten en bevestiging. Denk dan eens aan: een knipoog, een duim, een aai over het hoofd, een hand op de schouder of een grote glimlach.

2. Zorg voor gedragsinstructie vooraf

Kinderen hebben – enigszins afhankelijk van hun leeftijd – een beperkt vermogen om hun gedrag te remmen en hebben daarom vooraf gedragsinstructie nodig. In die instructie is het belangrijk om duidelijk te zijn ‘je gaat nu dit doen’. Als je merkt dat je kind het lastig vindt om te beginnen, dan is het goed om erkenning te geven op ‘soms is het moeilijk om te beginnen… en dan ga je nu beginnen, klaar voor de start AF’. Het helpt hem om duidelijk te weten wat er van hem wordt verwacht en graag hoort hij ook het ‘waarom’ van zijn taken; dus eerst waarom leert hij iets en vervolgens wat gaat hij dan nu precies doen. 

3. Begripvol begrenzen

Geef duidelijke boodschappen dus niet ‘luister nu eens’ maar – op een vriendelijke toon en met oogcontact – ‘ga zitten en kijk me aan’. En geef bij het handhaven van regels altijd eerst aan waarom hij dat moet doen en daarna pas wat hij moet doen want over het wat kan hij in discussie. Dus niet ik wil dat je je jas aandoet want het is koud buiten maar “Het is koud buiten. Ik wil dat je nu eerst je jas aandoet”. Geef geen opdrachten in vraagvorm want dat is onduidelijk: ik wil dat je nu even bij me komt. Spreek je kind ook altijd aan als hij iets doet dat niet mag en leg altijd goed uit wat de reden is van het aanspreken en wijs op bestaande regels en afspraken. Op die manier spreek je hem aan op zijn eigen verantwoordelijkheid. Geef hierin heel duidelijk aan dat je het gedrag afkeurt maar niet je kind zelf; ‘jij bent een geweldig kind, en wat je doet vind ik niet oké’.

4. Stimuleer de impulsbeheersing van je kind

Houd rekening met een beperkt vermogen om zijn impuls te beheersen tijdens momenten waarop jij als ouder iets uitlegt. Benoem tijdens het uitleggen ‘en als je nu direct voelt van oeh ik ga aan de slag, wil ik dat je even 3x ademhaalt en kijkt of je ook kunt wachten tot ik uitgepraat ben, om zo te oefenen met je zelfbeheersing’. Leg de nadruk op zijn inzet en niet op het eindresultaat; laat merken dat je vindt dat hij goed bezig is, zeker op momenten dat het even moeilijk wordt. Laat weten dat je het erg waardeert dat hij toch zijn best doet (en als zelfs dat niet meer lukt: dat je het begrijpt). Plan dagelijks voldoende fysieke activiteiten in want kinderen die fysiek voldoende beweging krijgen kunnen vervolgens beter focussen. Als je kind het lastig vindt om te focussen op dingen als eten of tandenpoetsen, overweeg dan eens een hulpmiddel in te zetten zoals in de andere hand een Tangle, een stressbal of laat hem op een vel papier naast zijn bord kleine tekeningetjes maken. Een luisterverhaal wil ook nog weleens helpen. Het luisteren zorgt voor voldoende focus om te blijven zitten en eten.

5. Evalueer regelmatig samen met een positieve ratio van 2:1

Evalueer aan het einde van de dag en ook regelmatig tussendoor: wat ging goed en wat kan er beter (met een ratio van 2:1). Laat je kind vertellen en laat het geen preek worden. Laat direct weten dat je verbeteringen ziet als die er zijn, ook al zie je het maar een enkele keer want dat moedigt aan om zo door te gaan. Stel reële eisen en gebruik ik-boodschappen wanneer er feedback nodig is op gedrag dat niet kan ‘ik wil dat je … [en dan het gedrag dat je wil zien in plaats van een correctie]. Geef hem het gevoel dat je hem op weg helpt met zijn eigen dingen, in plaats van dat jij bepaalt wat hij moet doen. Blijf ook vertrouwen uitspreken in zijn kunnen: steun en motiveer je jouw kind op momenten waarop hem dat zelf niet goed lukt; je kan het!

Ik kan je hier meer over leren, om zo het zelfmanagement van je kind te verstevigen

Heb jij het idee dat jouw kind worstelt met een slechte werkhouding op school en dat de oorzaak ligt in onvoldoende executieve functies? En zou je in plaats van deze kant-en-klare tips graag tips en tools op maat willen?

Dat kan ik me voorstellen, en gaat je zeker weten winst opleveren; hoe fijn is het als jij steeds iets meer executieve functies – die jij nu uitvoert – kunt gaan overdragen aan je kind? Het scheelt jullie gedoe en stress. En met minder gedoe is er meer ruimte voor rust en verbinding. Wel zo lekker, want het zijn precies die dingen die het ouderschap zo fijn maken.

Jullie zijn van harte welkom bij Kinderpraktijk MIES. Kies hieronder voor de vierde optie van boven: “Kennismaking 15 minuten” en plan direct je 1 op 1 sessie.